Tips bij verwerking

Een mooi terras of een speelse bestrating wordt in belangrijke mate bepaald door de uitstraling van het materiaal dat wordt gebruikt. Natuurlijk is de plaatsing en wijze van verwerken ook erg belangrijk. Hieronder staan tips om (natuursteen) terrasbestrating in uw tuin op een goede wijze te verwerken voor een schitterend resultaat.
 

Een goede fundering is de basis van elk project

De basis voor elke oprit, tuin en terras wordt gevormd door een degelijke fundering. Een goede fundering bepaalt het eindresultaat en de duurzaamheid van elk project. Doordat iedere situatie echter anders is, wordt het onmogelijk om voor elke mogelijke ondergrond het toepasselijke funderingsadvies te verschaffen. Een aantal basisregels worden hieronder weergegeven.

Hoe minder draagkrachtig de bestaande ondergrond, hoe zwaarder en dikker de funderingslaag moet zijn. De meeste funderingen bij particuliere projecten bestaan uit twee lagen. Een waterdoorlatende onderlaag die bestaat uit een grove steenslag of gebroken puin in de maat 0/40 of 20/40 mm (al dan niet zand/cement gebonden), en een afwerklaag die bestaat uit grof zand, brekerzand óf gestabiliseerd zand (met een verhouding van 1 deel trascement op 5 à 6 delen zand). De dikte van de onderlaag zal in de praktijk variëren tussen de 15 en 30 cm. De gebruikte materialen voor de onderlaag dienen in elk geval goed te worden verdicht door aanstampen, trillen of walsen. Een andere basisregel bij funderingen bepaalt dat dunne materialen zoals tegels van 2 à 4 cm dik een erg stevige fundering vragen. In dit geval dienen de tegels vaak te worden geplaatst in de specie of gestabiliseerd zand (zie plaatsing). Het omgekeerde is natuurlijk ook waar. Dikke bestratingstenen bijvoorbeeld kunnen worden geplaatst op een fundering van enkel goed verdicht grof zand. Ten slotte geldt als basisregel ook, dat de verwachte belasting (druk) de dikte van de fundering bepaalt. Voor een oprit, waar personenwagens overheen moeten, dient de fundering steviger en dikker te zijn, dan voor het voetpad, dat enkel en alleen gebruikt wordt door voetgangers
 

Uitzettingsvoeg (dilatatievoeg) en afwatering

Indien bij terrassen de oppervlakte meer dan 35 m² of de lengte meer dan 5 m1 bedraagt, dient er een uitzettingsvoeg voorzien te worden dwars door de fundering (zandbed) en de legmortel. Aan de aansluiting met de gevel voorziet men eveneens een uitzettingsvoeg door het plaatsen van isolatiefoam of een gelijkwaardig product.

Alle tegels en bestratingen dienen met een helling van minimaal 1% (= 1 cm per m1) te worden gelegd om waterophoping op de vloer zoveel mogelijk tegen te gaan. De helling moet zo worden uitgevoerd dat het water van het gebouw wegloopt. Water dat op de bestrating blijft staan, kan in de winter vorstschade veroorzaken in de voegen of aan het oppervlak van de tegels.
 

De 'opsluiting' van de tegels of bestratingmaterialen garandeert de duurzaamheid

Elke tegel of bestratingmateriaal dient te worden 'opgesloten'. Meestal wordt er gewerkt met een opsluitband. Bij een bestratingsteen van 8 cm dik bijvoorbeeld, kan een opsluitband worden gebruikt van 20 cm hoog. Naast opsluitbanden, wordt er met name bij klinkers vaak gewerkt met een rollaag in het afwerkmateriaal. Praktisch gezien gebruikt men hier hetzelfde materiaal, maar dan op z'n kant geplaatst. Een rollaag moet wel in de stabilisatie worden geplaatst. De opsluitbanden of rollagen worden vaak 1 à 2 cm lager geplaatst dan de bestrating of het tegelwerk zelf - voor een goede afwatering en uit voorzorg dat de rollaag tijdens het aftrillen niet geraakt wordt.
 

Plaatsing dient te geschieden in een stabiele ondergrond

Gebruik bij de plaatsing altijd schone zandsoorten en in voorkomend geval cement van een goede kwaliteit. Schoon zand is in ieder geval vrij van zogenaamd 'oer'. Dit is een soort van houtoxidatie die door de bestrating heen trekt en bruine vlekken op de bestrating veroorzaakt. Voor cement adviseren wij het gebruik van trascement.

Bij bestratingmaterialen met relatief kleine afmetingen worden de stenen tegen elkaar gelegd/bestraat met een kleine voeg. Deze voeg werkt als een elastische brug tussen de stenen. Zonder deze voeg bestaat de kans op randbeschadigingen zodra het oppervlak wordt belast. Bovendien kunnen kleine maatverschillen door de voeg worden opgevangen. Hoe grover het materiaal, hoe breder de voeg.

Dunne tegels van 2 à 4 cm dienen te worden geplaatst in een goed gemengd (cementmolen) zand/cement mengsel van 1 deel trascement met 5 à 6 delen zand. Deze mengeling dient voegnat te zijn. Om de mengeling goed te laten hechten aan de bestrating wordt de (natuursteen) bestrating bij het plaatsen aan de legkant (onderzijde) natgemaakt.

Veel professionele tegelzetters zullen de zand/cement laag gebruiken als werklaag, waarbij de tegels uiteindelijk in een dunne specielaag worden geplaatst. Het direct plaatsen van de tegels in het zand/cement mengsel blijft echter ook mogelijk.

Na het plaatsen moet de tegelbestrating nagetikt worden met een rubberen hamer. Vervolgens kan deze afgeneveld worden met schoon water, zodat er geen cementsluier achterblijft. Hierdoor wordt tevens het gestabiliseerde zand vochtiger, wat beter is voor het uitharden. Daarna eventueel een laatste correctie uitvoeren door het gelijk tikken van de tegels. Hierna een dag van de bestrating afblijven, bij koud weer zelfs iets langer.
 

Voeg de bestrating in met schoon zand of split

Bij bestratingen zijn schoon zand of split geschikte voegmaterialen (zand 0/2 mm tot 0/4 mm, split 1/3 mm tot 2/5 mm). Vul de voegen vóór en na het aftrillen van de bestrating - uitgezonderd (natuursteen) tegels, deze mogen niet afgetrild worden (zie aftrillen).

De voegen bij tegels kunnen worden gevuld met split of een voegsel. De voegbreedte dient te worden aangepast aan het soort steen en de manier waarop de voegen ingeveegd worden. Tegels met strakke kanten of met een facet dienen altijd met een minimale voeg van 2 à 3 mm verwerkt te worden; dit i.v.m. het uitzetten van de tegels door warmte ontwikkeling van de zon. Hierdoor kunnen kantjes van de tegels afspringen. Tevens kan men hier de maat afwijking van de tegels onderling opvangen. Getrommelde tegels kunnen met een kleinere voeg worden verwerkt, bij deze tegels vallen eventuele randbeschadigingen na verwerken niet op.

Bij gebruik van voegspecie, moet de voegbreedte minimaal 5 mm bedragen. Vanzelfsprekend dient ervoor gezorgd te worden dat de gebruikte voegspecie geschikt is voor gebruik buitenshuis. Voor de voegen vanaf 3 mm kan ingevoegd worden met split.

Bij gebruik van voegmortel moet de voeg minimaal 5 mm breed en 30 mm diep zijn. Indien er tegels los liggen zal hier de voeg er vroeg of laat uitspringen. Dus let hier goed op! Na het invoegen van het voegmortel blijft er een filmlaagje op de tegel achter. Deze verdwijnt vanzelf na enige tijd.

Cement moet alleen worden gebruikt wanneer men dit zeker wil. Uit ervaring blijkt dat bijna alle cementvoegen na enige tijd kapotvriezen.

Voor de verschillende natuursteen tegels wordt hieronder een overzicht gegeven van de geadviseerde voegbreedte: Zandsteentegel met geslagen kant van ongelijke dikte (ca. 5 mm tot 1 cm) Tegels met gezaagde kanten en ongelijke dikte (ca. 3 tot 5 mm) Getrommeld travertin, marmer, graniet en hardsteen (minimaal 1 mm) Strak gezaagde tegels van gelijke dikte (minimaal 2 mm)

In ieder geval dient het voegmateriaal droog en zuiver te zijn. Dat wil zeggen: het mag geen gekleurde fijne deeltjes bevatten, die zich in de poriën van de oppervlakken kunnen zetten en voor een bepaalde tijd een kleurverandering veroorzaken. In geen geval leemhoudend zand gebruiken om een vermindering van de kleurkwaliteit op de oppervlakte van de stenen te voorkomen. Wij raden zuiver zilverzand, brekerzand of basaltinveegsplit als voegmateriaal aan.
 

Met het aftrillen wordt de bestrating aangeslagen in het zandbed

Reinig de trilplaat grondig vóór het aftrillen; zand-cementresten en roest kunnen vervuilen. De bestrating moet schoon en droog zijn voor het aftrillen. Vocht kan leiden tot cementafzetting aan het oppervlak. Deze kan wel worden verwijderd door de bestrating onmiddellijk na het aftrillen te reinigen met zuiver water.

Getrommelde betonbestrating, betonstenen met een vellingrand en gebakken bestrating mogen op de gebruikelijke wijze met een metalen trilplaat worden afgetrild. Voor andere producten moeten extra voorzorgmiddelen genomen worden. Zo dienen betonstenen zonder vellingrand, zoals natuursteendeklaag stenen afgetrild te worden met een trilplaat die is voorzien van een rubberen/kunststof mat. Dit ter bescherming van de rand en de bovenlaag. Voor de producten van Metten wordt een rubberen/kunststof mat of een Topslite vilt mat (speciaal voor Belpasso) aangeraden.

Tegels van beton en natuursteen mogen niet afgetrild worden. Deze dienen met een schone rubberen (gummi)hamer te worden aangeslagen, om te voorkomen dat de tegels breken of grote haarscheuren krijgen tijdens het leggen.